TEXT020









Korstmosssen

Installatie in de Germinahof in 2005 tijdensde expositie Doorregen Lapjes, Textiele werken
Tekst uit de catalogus "Doorregen Lapjes, textiele werken", geschreven door Mels Dees:

Stof en geest
Stomverbaasd was ik, toen Mariëlle van den Bergh mij jaren geleden voor het eerst vertelde dat ze was afgestudeerd aan de textielafdeling van de Tilburgse academie. Ik kende haar toen alleen van de loodzware stalen beelden die ze op ons atelierterrein met veel geweld en vakmanschap in elkaar laste. En bij ‘textiele werkvormen’ stelde ik me een klasje precieuze dames in grofgebreide jurken voor, die met eindeloos geduld een wandkleed van netelgaren zaten te knopen. Dat geduld klopte, dat zag ik wel.
  Op de vraag waarom ze de textielopleiding had gekozen, vertelde ze dat het destijds eigenlijk de enige afdeling was ‘waar ècht alles kon.’ En toen ik eenmaal het werk zag waarmee ze was afgestudeerd, begreep ik dat dat waar moest zijn. Mariëlle van den Bergh maakte – en maakt - gebruik van alle denkbare materialen. Van staal en messing ging ze in de loop der jaren over op hout en glas; later maakte ze naam met reusachtige werken van pitriet en Chinees rijstpapier. Wat ze aan haar opleiding moet hebben overgehouden, is naast het geduld ook de liefde voor het materiaal waar ze mee werkt. Ze is in de loop der jaren voortdurend in de weer geweest met het uitbreiden van haar vakmanschap – van laslessen tot lithograferen en glasgieten.
  Toch zijn Mariëlle’s omzwervingen door de stoffelijke wereld, hoe spannend ook, nooit een doel op zich. Haar werk komt voort uit een diepe verwondering over het bestaan en de natuur, die in haar beelden een metaforische lading krijgt. Beelden van prehistorische vissen die doordringen in onze geordende wereld. Catastrofale, maar vederlichte lawines. Reusachtige golven die op het moment van omslaan zijn gestold in de tijd.
  Tegenover het ontzag voor deze fenomenen staat haar gevoel van mededogen. Mededogen met de kwetsbare mens, die tijdens zijn vluchtige bestaan in een vijandige en halfbegrepen wereld zijn weg moet zoeken. En vanuit dit mededogen moet Mariëlle ook teruggegrepen hebben naar het materiaal dat ze tot op heden meestal omzeilde: textiel. De paardendekens waaruit haar armoedige zwerver is gemaakt zijn hautnah – dicht op de huid en onrustbarend plastisch. Zijn lichamelijke ontluistering is daarmee totaal tastbaar geworden.
  En de tijd, het mos waarmee het lichaam van de zwerver langzaam begroeid raakt, begint aan te voelen als troost.